Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid [27]zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet [dat], opdat men vreze voor Zijn aangezicht. 27. Dat is, bestaan; dat is, het zal altijd geschieden gelijk Hij besloten en verordineerd heeft; want het besluit Gods is onveranderlijk. Kon het schepsel de minste verandering maken in hetgeen God doen wil; kon het schepsel den zegen verminderen of vermeerderen, het kruis verlichten of verzwaren; zo zouden de mensen het schepsel eren en vrezen en niet den Schepper; daarom heeft God alles wat Hij over ons wil brengen, of wat Hij van ons wil weren, hetzij goed of kwaad, alzo bepaald, dat de schepselen niet de minste verandering daarin maken kunnen, opdat wij ons alleen voor het aangezicht des Scheppers vrezen en in alle ootmoedigheid alleen aan zijne voorzienigheid hangen zouden.